Kris van den Branden hield de openingslezing tijdens de urban education conference op het WeMakeThe.City festival 2019: Leren door te doen. Hoe richten we het basis- en middelbaar onderwijs zo in dat kinderen en jongeren leren participeren in de echte wereld van nu en de toekomst? Van den Branden vertelt: breek de grenzen in het onderwijs, tussen school en stad, tussen kennis en vaardigheid en tussen wiskunde en maatschappijleer.
Hi Kris! Wie ben je en wat doe je?
Als taalkundig onderzoeker en lerarenopleider aan de Katholieke Universiteit Leuven werk ik met onder andere studenten die zich opleiden tot docent van een vreemde taal – voornamelijk Engels – in het voortgezet onderwijs. In Vlaanderen ben ik ook wel bekend als schrijver die boeken publiceert over onderwijs voor de 21e–eeuw. Wat mij boeit is het voorbereiden van jongeren op de hoogtechnologische, globaliserende wereld van vandaag en morgen.
Tijdens het We Make The City festival 2019 werd samen ‘stad gemaakt’. Welke rol speelt het onderwijs van de 21e–eeuw in de stad?
Onderwijs moet levensechter. De stad is de plek waar onderwerpen als klimaatverandering, maar ook gezondheidszorg, sport, verkeersveiligheid et cetera worden toegepast in ziekenhuizen, sportcentra en op drukke kruispunten. Door met de school de stad in te trekken geef je jongeren de kans om vaardigheden op te doen en toe te passen in de echte wereld. Dat kan bijvoorbeeld door projectmatig te werken in de stad. Het onderwijs in de stad slaat meerdere vliegen in één klap: jongeren leren kennis omzetten in vaardigheden, deze vaardigheden leren ze toepassen in de echte wereld én ze leveren een bijdrage aan een betere wereld – iets waar jonge mensen door hun vaak idealistische houding het voortouw in kunnen nemen.
Vice versa: welke rol speelt de stad in de school?
Leerlingen vragen, terecht, om zinvol onderwijs dat gaat over het echte leven; iets waar ze in hun eigen stad mee worden geconfronteerd. Door onderwerpen te behandelen zoals klimaatverandering, culturele diversiteit en toepassingen van technologie wordt de stad binnen de schoolmuren getrokken. Hierdoor ervaren leerlingen hun onderwijs als meer relevant en worden zij tegelijkertijd beter voorbereid op meedoen met dat wat zich buiten de schoolmuren afspeelt. Meerdere muren kunnen afgebroken worden zoals tussen vakken, leraren, leerjaren, studierichtingen en klaslokalen. Het doorbreken van de grens tussen de school en de buitenwereld is er slechts één.
Welke vaardigheden leren jongeren in dit ‘onderwijs met vervagende grenzen’?
Veelgenoemde 21e–eeuwse vaardigheden zijn: leren samenwerken in diversiteit, creatief leren denken, probleemoplossend leren denken en leren omgaan met moderne technologie. Een overkoepelend thema is leren leren. Wat er nieuw is aan deze vaardigheden is dat ze jongeren voorbereiden op de samenleving van nu en leren om te gaan met veranderingen in de toekomst. Bijvoorbeeld, met onderwijs in de stad kunnen jongeren van meerdere mensen leren dan van de leerkracht. Dit verbreedt de vaardigheid van jongeren om te leren van meerdere mensen en met verschillende mensen in interactie te treden. Dat is precies zo’n 21e eeuwse skill waar je iets aan hebt in de echte wereld.
Blijven er grenzen overeind?
De focus op 21e–eeuwse vaardigheden verandert klassieke vakken, maar vervangt de vakken niet noodzakelijk. Wiskunde, taal, gymles en andere traditionele vakken kunnen blijven bestaan maar zouden vaker met elkaar moeten worden verbonden. Kennis in deze vakken wordt liever niet meer opgedaan met als doel stof op te dreunen als papegaaien, maar om probleemoplossend te leren denken of om creatief te leren denken. De grens tussen vakken hoeft dus niet volledig te verdwijnen, maar het helpt enorm als deze regelmatig vervaagt. In het echte leven zijn wiskundige problemen ten slotte niet losgekoppeld van bijvoorbeeld maatschappelijke fenomenen of economie. Als in alle vakken 21e-eeuwse vaardigheden centraal staan stijgt de kans dat verkokering afneemt en vakoverstijgende methodes en inhouden ontstaan.
We Make The City stond in het teken van for all of us. Hoe leidt 21e-eeuws onderwijs tot kansengelijkheid?
Eén manier hiervoor is inzoomen en uitzoomen. Vergelijk het met Google Maps waarbij je kunt inzoomen op een straat en kunt uitzoomen op de wereld. Binnen de muren van de school is de plek waar wordt ingezoomd; een omgeving van structuur en bescherming. Leerlingen kunnen hier inademen. Met andere woorden, ze kunnen competenties oefenen in een veilige omgeving. Buiten de school wordt er uitgeademd en uitgezoomd: competenties worden uitgeprobeerd in levensechte contexten. De stad is echter chaotisch, overweldigend en complex dus de schoolmuren blijven belangrijk om te evalueren, reflecteren en tot rust te komen. Sommige leerlingen kunnen hier meer ondersteund of anders voorbereid worden en nadien vragen sommige leerlingen om langere instructie of om andere manieren van reflecteren op wat ze hebben geleerd. Je moet leerlingen echter niet opsluiten in een beschermde omgeving want het echte leven is minder overzichtelijk en gestructureerd dan in een klaslokaal. In het onderwijs van de toekomst leert iedereen hoe te participeren in de echte wereld.