Steeds vaker zijn musea een podium voor protest tegen de fossiele industrie. Kunstenaarscollectieven zoals Fossil Free Culture richten zich op de fossiele sponsors van culturele instellingen en transformeren de marmeren vloeren en witte muren van musea tot een strijdtoneel voor klimaatactivisme. Ze combineren esthetiek met verzet. Niet zonder resultaat: zowel het Van Gogh Museum als NEMO verbrak inmiddels de banden met Shell. Wat maakt deze strategie zo effectief? Hoe reageren musea als ze zélf ter discussie worden gesteld? En is fossiele financiering onmisbaar in tijden van bezuinigingen?

Wij vroegen het aan Frida (Daniela Paes Leao), een van de oprichters van Fossil Free Culture.

Waarom kunst en activisme combineren? Wat maakt die combinatie zo krachtig?

Simpelweg omdat het werkt. We zijn mensen, geen machines – en hoewel feiten ons denkende brein aanspreken, brengen ze ons niet echt in beweging. Mensen kennen de klimaatstatistieken inmiddels wel – die zitten keurig opgeborgen in de frontale cortex. Maar echte actie? Die komt van dieper. Van ons zoogdierenbrein, waar emoties ontstaan. Dáár moet je zijn. En dat is precies waar kunst binnenkomt. Daarom is activisme via kunst zo effectief: het is niet afhankelijk van woorden of taal – het creëert een emotionele ervaring, die je raakt en aanzet tot actie. Met onze performances proberen we mensen te shockeren. We forceren een confrontatie tussen de liefde die iemand voor het museum voelt en de kennis dat ditzelfde instituut geld aanneemt van bedrijven die actief de planeet vernietigen. Dat voelt ongemakkelijk, en dat is ook precies de bedoeling! Maar het is belangrijk om over één ding duidelijk te zijn: we zijn niet tegen musea. We houden juist van deze instellingen! En daarom willen we dat ze het beter doen. Ze moeten leiders zijn in plaats van achterlopen, vooral als het gaat om de klimaatcrisis.

Jullie maken ongehoorzame kunst (disobedient art). Hoe gaat dat in zijn werking?

Geen enkel museum zal vrijwillig een protest tegen hun eigen sponsors organiseren. Dus moeten we het zonder toestemming doen. Maar we hebben altijd respect voor de kunst, de ruimte en het publiek. Het verrassingselement is cruciaal. Het doorbreekt de routine en zorgt ervoor dat mensen opletten.

Laura Ponchel voor Fossil Free Culture

Musea en andere culturele instellingen zeggen dat ze fossiel geld nodig hebben om te overleven. Hoe kijk jij daar tegenaan?

Vaak is dat gewoon niet waar. Het geld voor fossiele brandstoffen maakt meestal maar een klein deel uit van hun budget. Neem bijvoorbeeld het Drents Museum: minder dan 2% van hun financiering kwam van fossiele sponsors. En de voormalige directeur van het Groninger Museum heeft zelfs publiekelijk gezegd dat ze dat geld niet nodig hebben om te kunnen functioneren. Die verklaring hebben we op video! Dus als het niet om overleven gaat, waar gaat het dan wel om? We moeten de moeilijke vragen gaan stellen – over invloed, macht en de banden tussen elites en culturele instellingen.

Wanneer had je voor het eerst het gevoel dat het werk van Fossil Free Culture echt invloed had?

Toen het Van Gogh Museum Shell liet vallen. Dat ging sneller dan we ons ooit hadden voorgesteld! Na slechts tweeënhalf jaar campagne voeren. Dat was het eerste grote teken dat wat we deden, werkte. Maar er waren ook eerdere tekens. De eerste keer dat we werden gearresteerd na een protest was bijvoorbeeld zo’n moment. Niet omdat we eruit gegooid werden, maar omdat het museum een uitgebreid politieonderzoek bij ons liet uitvoeren. Dat liet ons zien dat we een gevoelige snaar raakten. Ze zouden niet zoveel moeite doen als wat wij deden, er niet toe deed…

Bij een optreden in het NEMO Science Museum realiseerden we ons tijdens het stuk dat het logo van Shell al weggehaald was! Ze hadden de sponsor zonder publieke aankondiging laten vallen.”

Wat gebeurde er daarna?

Het verzet tegen het museum was massaal. Terwijl we werden opgepakt, ontstonden er enorme protesten. Ook de kranten pikten het op. Opeens waren we niet slechts een paar anonieme vrouwen… we maakten deel uit van iets veel groters. Daarna begonnen musea van tactiek te veranderen. Sommige lieten sponsoring stilletjes vallen om geen aandacht te trekken. Bij een optreden in het NEMO Science Museum realiseerden we ons tijdens het stuk dat het logo van Shell al weggehaald was! Ze hadden de sponsor zonder publieke aankondiging laten vallen.

En hebben jullie toen de performance afgemaakt?

Half. Het was best frustrerend. We hadden zoveel voorbereid… En ons werk is altijd locatiespecifiek, dus dit concept bij een ander museum gebruiken was niet mogelijk. We onderzoeken elke instelling uitvoerig: hun programmering, bestuur, relevante thema’s. In het Van Gogh was bijvoorbeeld een tentoonstelling over zijn liefde voor bossen. Dus creëerden we een performance over een stervend bos. Zo maken we de tegenstrijdigheid pijnlijk duidelijk: als je het hebt over liefde voor de natuur, waarom zou je dan geld accepteren van degenen die de natuur vernietigen?

Hoe reageer je op kritiek tegen dit type protest? Op de kritiek dat het verstorend of zelfs averechts zou werken?

Ik begrijp die bezorgdheid. Daarom interacteert ons werk ook nooit met de kunst zelf. Wij zijn kunstenaars en we hebben veel respect voor onze collega’s. Zelfs op plaatsen als het Concertgebouw, waar de kunst muziek is, treden we alleen op tijdens pauzes. In tegenstelling tot groepen die soep of verf gooien, is ons doel niet het vernietigen van kunst, maar juist het creëren van een esthetische ervaring. Het gaat om verhalen vertellen. We creëren een verhaal van verzet. En door in musea op te treden confronteren we ze direct met hun onethische gedrag.

Jullie houden ze een spiegel voor.

Exact. En dat is precies wat kunst zou moeten doen.

 

Op 8 mei gaan museumdirecteuren in gesprek met activisten over de fossiele sponsors bij het programma ‘Olie, verf en soep’. Meld je hier gratis aan!